februari 2003
Enige tijd geleden kwam bij zoeken met een metaaldetector in het gebied Terworm een opmerkelijke vondst boven de grond. De vinder trof het voorwerp aan in de buurt van het voormalige kasteel Prickenis in het talud van de spoorweg op nog geen vijftien centimeter diepte. Hij kwam voor het determineren ervan naar de gemeentelijke archeoloog die hem naar mij doorverwees. Het fenomeen zoeken met metaaldetector neemt de laatste jaren hand over hand toe, zeer tegen de zin van de meeste professionele archeologen. Toch moet je vaststellen dat je nauwelijks iets tegen het fenomeen kunt inbrengen. Meestal vindt men met de metaaldetector slechts in de bovenste lagen iets en doordat de "schatgravers" toch regelmatig voor advies in contact komen met de professionals, kan er een leerproces optreden waar beide partijen iets aan hebben. Al heel wat van de gelukzoekers weten dat vondsten zonder goede registratie van vindplaats en vondstomstandigheden waardeloos zijn. De man die zich bij mij meldde, wist op de D2-satellietkaart de vindplaats exact aan te geven.
Een zilveren zegelmatrijs
Het gevonden voorwerp bleek een vrij gave zilveren (lak- of was-) zegelmatrijs te zijn van 28 mm doorsnee. Het vertoont een randschrift en een gehelmd wapen. Het wapen vertoont een lichte beschadiging. Omdat randschriften lezen niet mijn sterke kant is - je hebt er geoefende ogen voor nodig - en ook het herkennen van een adellijk wapen specialistenwerk is, heb ik een foto en een kleiafdruk van het wapen in de historische werkgroep "Het Land van Herle" laten circuleren. Verschillende werkgroepleden weten van de hoed en de rand, dat bleek. Vooral door de hulp van onze adel- en kastelenkenner Albert Corten hadden we al gauw voldoende aanwijzingen om tot een determinering van het voorwerp te komen. Hij typeerde het wapen als laat-vijftiende eeuws. Overige aanwezigen gaven de nodige bijval en verwijzingen naar enige literatuur. Het wapen blijkt van de familie Prick te zijn. Het toont een steekschild met daarin een leeg schild, bekroond met een helmteken met drie veren. Het randschrift was daarna makkelijk te ontcijferen:
Om welke Peter Prick van Gitsbach gaat het hier? Wat is zijn plaats in de Heerlense geschiedenis en is er nog iets meer te weten te komen over het voorlopig beschreven wapen? Ik doe u hierna verslag van mijn zoektocht naar informatie. De door de werkgroep genoemde literatuur was snel gevonden. Deze bevestigt de conclusie dat het wapen van de familie Prick is. De Akense schepen Coen Prick voerde een dergelijk wapen, bekend op schepenoorkonden uit 1511 en 1512. 1)
Is het van de familie Prick van Prickenscheidt?
Coen Prick was maar kort schepen van Aken, van 1509-1512. Waarschijnlijk moest hij zijn ambt neerleggen toen hij ervan werd beschuldigd dat hij tijdens een ruzie samen met zijn broer Johan in de schepenbank Heerlen in een schuur een man met een dorsvlegel om het leven had gebracht. Coen blijkt samen met zijn broer Johan het Keurkeulse leen Prickenscheidt in Schaesberg, de huidige gemeente Landgraaf, te bezitten. Bij een rechtszaak over dit bezit na zijn dood in 1530 of 1531 blijkt dat hij een natuurlijke zoon Peter had. 2) De hoeve Prickenis, een Valkenburgs en Wickrader leen, blijkt op dat moment niet in het bezit van deze familie Prick te zijn. 3) Het is dus - gezien de vindplaats nabij het voormalige adellijke goed Prickenis - zeer onwaarschijnlijk dat deze Peter de eigenaar van het zegelstempel was. Bovendien verheft Peter Prick in 1543 de
»Hoef Der Scheijdt of Janusscheijdt, Pricken- of Dortantsleen«. 4) Het lijkt daarom onwaarschijnlijk dat hij ooit op Prickenis heeft gewoond. Gedachtig de opmerking van de heer Corten over de datering van het wapen zocht ik dus verder naar oudere gegevens over de familie Prick en het goed Prickenis.
Wat weten we over het goed Prickenis?
Als eerste kwam ik een artikel tegen over de kasteelnamen in het gebied Terworm. Volgens de leer van de toponymie moet de naam Prickenis zijn afgeleid van de familienaam Prick. 5) Wanneer was het goed dan in het bezit van de familie? Bezien we de beleningen van Prickenis dan krijgen we in de bestaande literatuur daarover een wat onduidelijk beeld voor wat betreft de familie Prick. Een eerste publicatie over de familie in samenhang met goederen in het gebied rond Terworm vinden we bij Habets.
De 'werkgroep Terworm', die eerder in dit tijdschrift uitvoerig over het landgoed met dezelfde naam berichtte, constateerde al dat de beleningen in het gebied die voor de hoeven »Gitsbach« worden vermeld enige onduidelijkheden bevatten en moeilijk te interpreteren zijn. 6) Voorzichtigheid is dus geboden. Habets schrijft in 1885 dat Konraad Prick in 1381 »V cleyne hoven gelegen zo Gheysbach« verheft. 7) De vermelding heeft hij uit het bekende register "Dobbelsteyn", waar onder de kop »Die Leen van Herle die zo Wickenroede gehoeren« inderdaad staat: »Ite(m) Koen Prick V cleyn hoeven gelegen zo Geisbach soe naet soe droegen en(de) IIII man leen«. 8) Hoeven is hier in de betekenis van een oppervlaktemaat gebruikt. 9) In 1932 geeft ook De Crassier deze vermelding. 10) De datering die Habets geeft, moet in twijfel worden getrokken. Het register Dobbelsteijn beschrijft de situatie van de lenen in 1444. Ook de andere Valkenburgse leenregisters zijn afschriften uit latere tijden en beschrijven de in 1378-1381 aan Brabant overgedragen lenen vanuit de bekende eigendomsverhoudingen in de tijd dat de registers zijn opgemaakt. 11)
Coen Prick moet dus ergens voor 1444 met het goed zijn beleend, dat hij het in 1381 al had is niet zeker. Een belening van Coen met vijf bunder land wordt in de rekeningen van de Brabantse Rekenkamer eerst tussen 26 augustus 1396 en 23 juni 1400 vermeld.12
Beide eerdergenoemde auteurs laten in de verdere beschrijving van de beleningen in de 15e en 16e eeuw de familie Prick bij de beleningen van de hoeven in het gebied Terworm geheel buiten beeld. Toch vond ik in een Brussels exemplaar van het leenregister van Valkenburg nog wel de volgende aantekening: »Sylle, Coen Pricken wijff, was helt met hoire(n) mo(m)ber Gieles Cater hoiren hof gelegen zo Geystbach bij Herle met allen sijnen toebehoiren in naten en(de) in drugen met LXV boenre luttel me(er) of men«. 13)
Uiteindelijk toch gevonden: Peter Prick van Gitsbach
Op zoek naar een genealogie Prick vond ik bij de afronding van dit artikel alleen enige aantekeningen uit de Sammlung von Oidtman. 23) De aantekeningen vermelden twee verschillende familiewapens. De beschrijving volgens Macco die er wordt geciteerd, betreft het wapen op het gevonden zegelstempel: »In Gold ein schwarzes Schildchen, Helm: 3 Federn«. 24) Maar wat belangrijker is: in deze genealogische aantekeningen wordt een 'Peter Prick van Geysbach 1476' vermeld. Hierin zijn de ouders van Peter niet genoemd, maar wel zijn zus, Elisabeth Prick van Gitsbach die getrouwd was met Philipp van Horrem genaamd Schram. Nader onderzoek leert op welke akte deze aantekening is gebaseerd. Peter en Elisabeth Prick blijken getuigen bij een akte van 8 januari 1476 van huwelijkse voorwaarden van Wilhelmina Schram van Horrem die trouwt met Willem van Hochsteden. Het wapen van Peter Prick zat op de originele akte. Helaas kunnen we niet vergelijken omdat er slechts een afschrift op papier bekend is. De beschrijving van zijn wapen door Macco lijkt te passen op de gevonden zegelmatrijs. 25)
Conclusie
Op basis van deze gegevens kom ik dus tot de voorzichtige conclusie dat de gevonden zegelmatrijs van laatstgenoemde Peter Prick van Gitsbach moet zijn. Hij moet in de vijftiende eeuw door erfopvolging eigenaar geweest zijn van het kasteel Prickenis. Meer dan zijn plaats in de familie Prick is over hem (nog) niet bekend. Het hebben van een zegelmatrijs wijst er echter op dat hij bestuurlijke of andere belangrijke functies gehad moet hebben.
Door ontbreken van goede genealogische gegevens kan nog maar weinig over de exacte familieverhoudingen worden gezegd, maar de puzzel lijkt al aardig opgelost te kunnen worden als aangegeven in bijgaande genealogische tabel. 26) Het is echter niet meer dan een hypothese.
*. De auteur dankt de heer Albert Corten voor zijn assistentie en de inzage en beschikbaarstelling van zijn aantekeningen betreffende Prickenis en de familie Prick.
1. Luise Freiin von Coels von der Brügghen, Die Schöffen des königlichen Stuhls von Aachen von der frühesten Zeit bis zur endgültigen Aufhebung der reichsstädtischen Verfassung 1798, in: ZAGV 50(1928), 547-548, 238-239.
2. Von Coels von der Brügghen, Schöffen, in: ZAGV 50(1928), 238. Zij baseert dit op een prozes voor het Reichskammergericht, P 1934, fol. 11b ff en B. 3582.
3. J. Habets, Geschiedenis van het Leenhof en de lenen van Valkenburg, in: PSHAL 22(1885), 180.
4. J. Habets, in: PSHAL 22(1885), 208.
5. W.J. Krüll, Kasteelnamen uit het gebied van Terworm; Bijdrage tot de toponymie van Heerlen, in LvH (35(1985), 53-62, met name 57-59 en de bijbehorende voetnoten.
6. E. Ramakers [e.a.], De eigenaars van kasteel Terworm vanaf de late Middeleeuwen, in: LvH 49(1999), 109-110.
7. J. Habets, in: PSHAL 22(1885), 161. Hij verwijst naar het Register Dobbelsteyn, Wickrader leen nr. 22). .
8. RA Limburg, Maastricht, LvO inv.nr. 743 (oud 823). Kopie in GA Heerlen, Bronnenboek, map 1369 e.v. Een kopie uit ca 1595 van Jo(hannes) Crieckelman geeft nagenoeg dezelfde tekst. RA Limburg, Maastircht, LvO inv.nr. 742 (oud 822), fol. 10v. Een vijftiende eeuws afschrift van een register met de titel »Leenboeck van Valckenborch« waarin ook Wickraadse lenen in de bank Heerlen vanaf 1381 staan opgetekend, geeft op fol. 12v nagenoeg dezelfde tekst: »Coen Pricke V cleyne hueve(n) gelege(n) zo Geisbach so nat so droge ind iiii man leen«. ARA Brussel, Archief Brabantse Rekenkamer, inv.nr. 570. Kopie in GA Heerlen, Bronnenboek, map 1381 e.v.
9. Krüll, Kasteelnamen, 62, voetnoot 36.
10. L. de Crassier, Dictionnaire historique du Limbourg Néerlandais, de la période féodale à nos jours, in: PSHAL 71(1935), 372-375. De Crassier geeft in ieder geval een aantal verkeerde jaartallen, zo niet ook verkeerde interpretaties, zoals uit het vervolg van het verhaal zal blijken.
11. RA Limburg, Maastricht, LvO 738, 740 t/m 743 (14e-17e eeuw) betreffen alle lijsten die in het midden van de 17e eeuw zijn vervaardigd, behalve 743 (in 1444) en 742 (vervaardigd rond 1595). LvO 746 t/m 751 betreffen de latere leenregisters van 1535-1646. Er zal nog een gedegen onderzoek nodig zijn om de registers in goed perspectief te plaatsen en (geautomatiseerd) te ontsluiten. Als daarbij ook de in Brussel en Düsseldorf berustende registers betrokken worden, zullen de grote en vaak geciteerde werken van Habets en De Crassier verbeterd en herschreven kunnen (moeten) worden.
12. ARA Brussel, Archief Brabantse Rekenkamer, Limbourg, inv.nr. 48887 en inv.nr 2437. Volgens aantekeningen van de heer Corten. De rekening is gepubliceerd in: A. Buchet, Reliefs de fiefs au duché de Limbourg et aux Pays d'Outremeuse sous Philippe le Hardi et Antoine de Bourgogne (1396-1406), in: Bulletin de la Société Verviétoise d'Archéologie et d'Histoire, 41(1954), 19-20.
13. ARA Brussel, Archief Brabantse Rekenkamer, inv.nr. 570. Kopie in GA Heerlen, Bronnenboek, map 1381 e.v., fol. 75v.
14. RA Limburg, Maastricht, LvO inv.nr. 738 (oud 819), pag. 136 en 137, LvO inv.nr. 740 (oud 820) fol 16v en 24r en ook in LvO 741 (oud 821), fol. 28r.
15. RA Limburg, Maastricht, LvO 743, f. 45/46 en LvO 742, fol. 11v. Ook gepubliceerd in: H.F. Macco, Beiträge zur Geschichte und Genealogie der Rheinische Adelsfamilien, 1884. Band I, 195.
16. Schloss Haag, Geldern, Archief van de heren en familie Van Hoensbroech, inv.nr. 803, charter 4 augustus 1412. .
17. E. Rozenkrantz, Stukken betreffende Limburg in het Stadsarchief van Keulen, in: Msg 12(1890), 30. Stadtarchiv Köln, Urkunde nr. 10442. En: Hauptstaatsarchiv Düsseldorf, Archief K. Paffendorf, Verzeichnis Nr. 110-24-1, Band 1 "Urkunden", Nr. 183.
18. J. Belonje, De leenkamer van Millen, in: De Limburgse Leeuw 5(1956/7), 92. In 1512 blijkt een Koen Prick schepen van Niederzier te zijn. Vereinigte Adelsarchiven im Rheinlande E.V., kasteel Ehreshofen, Engelskirchen (VAR), Archiv Schloss Bergerhausen-Hochsteden te Niederzier, Urkunde 57 (vermeld in de "Verzeichnis Wilkes", blz. 20).
19. GA Heerlen, Archief Schepenbank Heerlen, inv.nr. 4284 (charter 7).
20. ARA Brussel, Archief Brabantse Rekenkamer, inv.nr. 574, fol. 8. En volgens mededeling W. Nolten: ARA, Brussel, Archief Leenhof van Brabant, inv.nr. 5492, fol. 1. Herbert M. Schleicher, Ernst von Oidtman und seine genealogisch-heraldische Sammlung in der Universitäts-Bibliothek zu Köln, Band 12, Köln 1997, 246.
21. M.J. Janssen, Grafzerken in de kloosterkerk te St. Agatha bij Cuijk, met genealogische aantekeningen, in: PSHAL 36(1900), 143-145. De genealogische gegevens voor de beschrijving waren afkomstig van Ed. Rosenkrantz te Wiesbaden.
22. H. Pijls, Bijdrage tot de geschiedenis van de voormalige heerlijkheid Schinnen, in: PSHAL 65(1929), 136. Ook: De Crassier, 68(1932), 160.
23. Schleicher, Bd 12, 245-246. Mappe 954 van de Sammlung Oidtman bevat aantekeningen over de familie Pryck.
24. H.F. Macco, Beiträge zur Geschichte und Genealogie Rheinischer Adels- u. Patrizierfamilien, 1884. Band II, 62, afbeelding 98. Het betreft een beschrijving van het wapen van Coen Prick, schepen van Aken.
25. VAR, Archiv Schloss Bergerhausen-Hochsteden te Niederzier, Urkunde Nr. 31. Schleicher, Bd. 8, 373 geeft een samenvatting van deze akte. Hij heeft deze aantekening weer uit de Redinghovensche Sammlung in de Staats-Bibliothek München, Band 65, onder 1476 Hochsteden.
26. Toelichting op de tabel: Coen Prick (1509-1530) trouwde voor 1510 met Maria van Buysbach. Het was zijn eerste huwelijk en hij was op dat moment ouder dan vijftig, zijn vrouw zestig jaar. Johan Prick (1479-1516) was gehuwd met Elser Gevenich (wordt vermeld in 1500), terwijl Johan Prick (1512-1543), genoemd als bezitter van de helft van Prikkenleen, gehuwd was met Elisabeth Buyter (1512) en mogelijk van 1540 tot zijn overlijden in 1543 schepen van Aken was. Coen Prick (1472-1518) wordt venmeld als schepen van Niederzier in 1518 en als leenman in Millen in 1472. Mogelijk hoort hij in deze genealogie niet thuis, maar dat is zoals de hele tabel nog vrij onduidelijk. Zie voor een en ander:Von Coels von der Brügghen, Schöffen, in: ZAGV 50(1928), 238-239 en Schleicher, Bd 12, 245-246. Mappe 954 van de Sammlung Oidtman.
27. A. Verkooren, Inventaire des chartes et cartulaires des duchés de Brabant et de Limbourg et des Pays d'Outre-Meuse, IIme Partie, Cartulaires, Tome I (800-1312), Bruxelles 1961, 204. ARA, Archief Brabantse Rekenkamer, inv.nr 1. Akte van 5 mei 1301 ingeschreven in dit cartularium op fol. 24v.
28. RA Gelderland, Archief van de heren en graven van Culemborg, inv.nr. 6542. Op blz. 4 staat: »... en(de) III s(cillinghe) t(er) be(den) va(n) der ho(ve) va(n) Bennerbergh en(de) Pricken stifsone ghilt terdeil van desen recht.« Kopie in: GA Heerlen, Bronnenboek, map ca. 1330.